Lastig en vechtlustig volk

Zeden en gewoonten waren vroeger een beetje anders dan we tegenwoordig gewend zijn. Maar ook naar de normen van die tijd stonden plaatsen als Havelterberg, Zuidveen en Onna nogal ongunstig bekend.

Armoede, bedelarij en drankmisbruik.
Tot ver in de twintigste eeuw was er in de regio Steenwijk – Havelte voor het merendeel van de bevolking van enige welvaart nauwelijks sprake. Deze plattelands regio werd gekenmerkt door veel werkloosheid, armoedige omstandigheden en een laag ontwikkelingspeil. Landloperij, bedelarij en drankmisbruik kwamen regelmatig voor en onder meer door grote werkverschaffingsprojecten werd getracht het algehele welvaartsniveau van de bevolking te verbeteren.
In de Leeuwarder Courant van 4 januari 1895 werd geciteerd uit een brief van het Tweede Kamerlid C.M. Houwing, voorheen predikant van de Nederduitsch Hervormde gemeente in Havelte. Houwing schreef aan de Minister van Binnenlandse Zaken over de belangrijke sociale effecten van de werkverschaffingsprojecten voor Havelterberg.

Naast dit sterke pleidooi voor het opzetten van werkverschaffings-projecten, waren er ook serieuze waarschuwingen. Aan het einde van de 19de eeuw riep het Nederlandsch Landbouwcomité een commissie in het leven die een rapport moest opstellen over “heideontginning en grondverbetering als middel tot verbetering der sociale toestanden”.
In het in 1895 uitgebrachte rapport constateerde de commissie dat er qua huisvesting en werk nog heel wat moest gebeuren om de sociale situatie van de arbeiders op het platteland te verbeteren.
Maar de commissie waarschuwde ook tegen kolonisatie van de heide door werklozen, omdat daarmee op een gewaagde wijze werd ingegrepen in het geleidelijke en normale ontwikkelingsproces van het volk. En zo’n overhaaste, geforceerde ontwikkeling zou volgens de commissie kunnen leiden tot ongezonde verhoudingen. In deze waarschuwing weerspiegelen zich de in die dagen wijdverbreide opvattingen over het sociale vraagstuk en de verheffing van het gewone volk.

De commissie wijst op de succesvolle voorbeelden waardoor dorpen als America in de Peel en Hoenderloo op de Veluwe zijn ontstaan. Daar gingen mensen aan de slag die een noeste werkkracht en een grote zuinigheid aan de dag legden en die in staat waren allerlei ontberingen te trotseren. Maar – aldus de commissie – tegenover deze positieve voorbeelden staan “die bevolkingen van buiten op de heiden, welke de schrik zijn der omgeving (bijv. te Jubbega in Schoterland, het Westersche veld bij Noordwolde en de Havelterberg in Drenthe), waar roof en bedelarij de meest gewone bronnen van inkomsten zijn, zedelijkheid en ontwikkeling al te veel te wenschen laten, het jongere geslacht in bijna algehele verwildering opgroeit en spaarzaamheid en onverdroten werklust volkomen onbekende deugden zijn.”

Vetes, geweld en wapens.
Duidelijk is dat het oordeel over de bewoners van Havelterberg nogal negatief uitvalt: het was een ruig volkje, dat algemeen bekend stond als lastig en vechtlustig. [1]
De hele regio Havelte – Steenwijk was vroeger trouwens niet bepaald een toonbeeld van rust en orde. Het Utrechts Nieuwsblad sprak eind 1895 naar aanleiding van een geval van aanranding in Steenwijk over “de ruwe baldadigheden, welke herhaaldelijk nabij die gemeente voorkomen”.

In de regio bestond een algemene gewoonte om wapens te dragen en er werd niet geschroomd om die wapens – meestal messen, een enkele keer een geweer of revolver – ook te gebruiken bij een geschil. Tussen de bewoners van Onna en Zuidveen was sprake van een voortdurende vijandschap, die met name ten tijde van kermissen, jaarmarkten en andere feestelijke gebeurtenissen nog wel eens wilde oplaaien. En zelfs in een gehucht als Kallenkote bestond een strikte scheiding tussen Oost- en West-Kallenkote. De jongeren uit Oost-Kallenkote leefden op voet van gewapende vrede met de jongeren uit West-Kallenkote en herhaaldelijk leidde dit tot botsingen, waarbij niet zelden het mes getrokken werd. De vetes werden onderling uitgevochten en de veldwachter werd er zoveel mogelijk buiten gehouden.

Zoals in veel dorpen op het platteland heerste er bijvoorbeeld ook in Zuidveen de gewoonte dat jongens van buitenaf, die verkering wilden met Zuidveense meisjes daarvoor een zekere prijs moesten betalen aan de Zuidveense jongens. Doorgaans bestond het verplichte offer uit een paar flessen jenever of een bedrag van zo’n 60 cent. Voor dat geld werd uiteraard sterke drank gekocht door de “eisende partij”. Onenigheid over deze handelwijze liep nogal eens uit op vechtpartijen, waarbij met stenen gegooid werd en messen werden getrokken. Ook de Zuidveense meisjes kwamen dan niet altijd ongeschonden uit de strijd getuige onderstaand verslag:

Op vrijersvoeten?  Betalen met jenever!
In den avond van 5 september 1909 gingen twee meisjes uit Zuidveen hun vrijers G. Buisman en H. de Wit, die uit Steenwijk zouden komen, tegemoet. Zij werden gevolgd door een troep jongelui uit Zuidveen. Daar heerscht de gewoonte, dat de jongens die met Zuidveensche meisjes willen vrijen, dit recht moeten koopen door een paar flesch jenever te geven aan de Zuidveensche jongens.
Dit was ook thans waarschijnlijk weer het doel, althans was den vorigen Zondag aan Buisman en de Wit dit offer gevraagd, doch door dezen geweigerd; met het oog daarop was de samenkomst van de paartjes nu buiten Zuidveen bepaald.
Toen de beide meisjes hun vrijers ontmoetten, liepen ze, met het oog op de bende die volgde, door in de richting van Steenwijk. De Zuidveners bleven achter hen en onverwachts werden de voorop loopende paartjes gebombardeerd met steenen: een der meisjes werd getroffen.
Om zich van de lastige bengels te bevrijden, keerde de Wit zich om en loste een schot, zooals de Zuidveners beweren; de Wit zelf echter ontkent het. Toen begrepen ze dat ’t ernst werd: ze gingen aan den haal, gevolgd door Buisman en de Wit, de eerste met getrokken sabel.
Plotseling kwam toen van achter een boom de 22-jarige Hendrik D., landbouwer te Zuidveen, die zich daar met M. van Veen Hzn. had geposteerd, te voorschijn, liep op Buisman toe en bracht dezen een wonde boven het linkeroog toe, tengevolge waarvan de verwonde gedurende ruim een week zich onder medische behandeling moest stellen.

Hendrik D. werd door de rechtbank in Heerenveen veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf.

________________________________________

 [1] Waterbolk, 1934.

bron: Leeuwarder Courant