Tussen 3 en 5 februari 1825 werden de provincies Friesland, Groningen en Overijssel getroffen door ernstige overstromingen, waardoor in totaal zo’n 800 mensen om het leven kwamen. De kinderen en kleinkinderen van Albert Hendriks en Roelofje Jans hebben het geweld van deze overstroming ongetwijfeld aan den lijve ondervonden; ze woonden allemaal in de regio Weststellingwerf – Steenwjkerwold en ook dit gebied werd zwaar getroffen. Bijna tweederde van de gemeente Weststellingwerf kwam één tot anderhalve meter onder water te staan. De stormen waren zo hevig dat huizen en dijken werden ondermijnd en instortten en dat mensen, dieren en huisraad in de stroom werden meegesleurd. Op sommige plekken spoelden hele huizen weg.
Van der Aa beschrijft de situatie in Blesdijke: “bij de overstroming van Februarij 1825 klom de vloed hier, den 5 dier maand, tot de verbazende hoogte van tien voet boven de oppervlakte der zee, terwijl vele huizen, vooral arbeiderswoningen, weggeslagen, andere deerlijk geteisterd werden, zoodat er meer dan 50 woningen en tenten geheel of gedeeltelijk vernield waren, ook spoelde er eene aanzienlijke hoeveelheid turf weg”.
Ook Oldemarkt had zeer veel te lijden van de watersnood. Naast een grote materiële schade kwamen daar zeventien mensen om in het water. Over de buurtschap Het Verlaat schrijft van der Aa: “Dit gehucht werd bij de watervloed van Februarij 1825 geheel door het water omgeven, waardoor er een groot aantal vee verdronk, doch de bewoners werden gelukkig allen gered.”
In het dorp Zuidveen vond een dramatische gebeurtenis plaats waarvan Van der Aa de volgende beschrijving geeft:
“Dit gehucht leed veel door de overstroming in Februarij 1825, er kwam daarbij echter geen der bewoners om, doch deze goede menschen hadden echter gelegenheid, om vele hunner natuurgenoten te redden. Onder anderen kwam er in den morgen van den 6 een dak met eenige menschen achter Zuidveen heen drijven. Eenige Zuidveenders snelden toe ter redding der nog levende personen; doch er waren reeds eenigen door koude en gebrek overleden. Onder die dooden eenig piepend geluid hoorende, deed men daarnaar onderzoek, en vond eenen nog levenden zuigeling, in eenige kleedingstukken gewikkeld, aan de borst der overledene moeder, welke, verwarmd en verzorgd zijnde, weder bekwam en dus nog gelukkig behouden bleef.”
Je kunt je wel enigszins een voorstelling maken van de omvang van de ramp als je je realiseert dat in de gemeente Steenwijkerwold in totaal 34 mensen door het geweld van het water om het leven kwamen, 95 gebouwen door het water werden weggeslagen en 217 huizen onbewoonbaar raakten. Daarnaast verdronken er 637 runderen, 6 paarden, 240 schapen en 3 varkens en werden er 13 korven met bijen weggespoeld.
Tot overmaat van ramp stierven in de periode daarna nog vele mensen aan ernstige ziektes – waaronder geelkoorts – en brak er onder het vee een ernstige veepest uit. De Heerenveense schilder Dirk Piebes Sjollema (1760 – 1840) legde een aantal taferelen van de overstromingen van 1825 vast. Hieronder is een situatie bij Oldeholtwolde, nabij het Friese Ter Idzardt, in beeld gebracht.