Bij thuiskomst nam de familie Spin [VIe] meestal de kortste weg, dat wil zeggen over het land van de familie Vink. De Vinken waren daar echter niet van gediend en dus hadden ze het land afgezet met prikkeldraad. Dat hield de Spinnen echter niet tegen en op 1 december 1937 bereikte de toch al niet zo vriendelijke verstandhouding een dieptepunt toen er met scherp werd geschoten.
De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant van 20 januari 1938 deed verslag van de behandeling van de zaak door de politierechter:
GEVAARLIJK EXPERIMENT.
Johannes Mans te Havelterberg heeft volgens de dagvaarding op 1 December aldaar Albert en Hendrik Spin, beiden wonende te Onna, met doodslag bedreigd door op hen te schieten met een met scherp geladen revolver.
Verdachte bevond zich dien avond op het erf van Vink te Havelterberg. Hij zegt dat hij met de Vinken was overeengekomen de familie Spin eens bang te maken. Deze families hadden oneenigheid met elkaar over een uitweg. Hij liet zich overhalen met een revolver te schieten omdat de leden der familie Spin over een uitweg gingen, waarvoor ze z. i. geen recht hadden, terwijl ze ook een draadversperring stuk maakten. De revolver was met scherpe patronen geladen.
Politierechter: „Het lijkt wel of ’t je in je bovenkamer mankeerde”.
Verdachte: .,Ja, maar ik schoot achter de menschen langs”.
Politierechter: „Hoe weet je dat in ’t donker? Begrijp je niet, dat je de menschen een doodsschrik op het lijf joeg?”
Verdachte: „Zoo erg schrokken ze niet. Eén riep na het schot: nog maar een, nog maar een”.
Getuige Albert Spin zegt dat hij op den bewusten avond met zijn zoons Berend en Hendrik het voetpad, dat hem verboden was, langs ging. Toen hij over het gaas dat het pad versperde liep, riep een vrouw: „Jongens daar komen ze aan”.
Hij zei toen: „Kom maar op”.
Vlak bij de anderen gekomen werd geschoten nadat de revolver eerst een paar maal getikt had. De kogel vloog vlak achter hem langs. Hij werd toen bang. Nadat het schot was gevallen hoorde hij den revolver nog tweemaal tikken, zoodat dus daarna nogmaals is gepoogd te vuren. Een der personen riep toen: „Nu zal je ’t wel laten willen”.
Getuige Hendrik Spin zegt dat de kogel voor hem langs ging. De kogel ging dus tusschen zijn vader en hem door en was op borsthoogte. Hij werd toen ook bang. Ook hij hoorde roepen dat ze het nu wel zou-
den laten over het pad te gaan, terwijl hij eveneens nog na het schot den revolver hoorde tikken.
Getuige à décharge A. Mans te Havelterberg wenscht, daar hij Gereformeerd is, den eed niet af te leggen en wordt daarom niet als getuige gehoord.
Getuige a décharge Margje Vink—Mans wordt om dezelfde reden als getuige à décharge afgewezen.
De moeder van den verdachte, Geesje Mans—Mol wordt dan als getuige à décharge gehoord. Zij zegt de vuurstraal van het revolverschot te hebben gezien, die schuin de lucht inging en dus over de hoofden
moet zijn gegaan. De mannen Spin liepen niet achter doch naast elkaar.
De Politierechter vermaant haar heur kinderen tot kalmte aan te manen, wat ze belooft. Ze is niet voor ruzie.
De Officier meent dat verdachte buitengewoon onverantwoordelijk met den revolver is omgegaan en eischt twee maanden gevangenisstraf.
De Politierechter zal over een week vonnis wijzen en nog eens zien wat hij met verdachte moet doen.
Een week na de zitting verwees de politierechter de zaak naar de meervoudige kamer. Hij vond de zaak niet eenvoudig genoeg om door hem te worden berecht.
Een maand later stond Johannes Mans voor de arrondissements rechtbank in Assen. Hij hoorde de officier van justitie een gevangenisstraf eisen van vier maanden. Johannes toonde berouw, hij zag zijn fout in en zei dat het nooit weer zou gebeuren. Hij hoopte dat de rechtbank hem deze eerste keer een voorwaardelijke straf zou geven. Hij kreeg gehoor want op 11 maart 1938 werd hij veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met drie jaar proeftijd en een boete van f 30,- subs. 30 dagen hechtenis.